Politierechter: mr. H. Bezemer
Officier van Justitie: mr. J.F. Frank Ruiter
Rechter controleert de persoonsgegevens van de heer Cicero.
OvJ: ten laste wordt gelegd het niet voldoen aan een ambtelijk bevel volgens artikel 2 van de politiewet.
R: Klopt dat?
Cicero: ik ben niet weggegaan.
R: er staat hier dat de agenten hebben gezegd welke kant u uit moest weggaan. Het was bij Bibelot in de buurt. Het was een wanordelijke toestand, er was een vechtpartijtje geweest dan heeft de politie het recht mensen weg te sturen. U heeft verklaard al eerder met de politie in aanraking te zijn geweest in verband met vechtpartijtjes. We kijken naar de persoonlijke omstandigheden. U gaat naar school?
Cicero: ik doe de vrijetijdsopleiding.
R: en u werkt ernaast twee dagen per week bij de plusmarkt. U drinkt wel eens alcohol en rookt wel eens een blowtje, maar u bent niet verslaafd. U heeft een blanco strafregister.
Uiteindelijk gaat het erom dat u niet heeft gehoorzaamd aan het bevel van de politie.
OvJ: Ik acht het tenlaste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Als de politie ter plekke komt en er wordt bevolen weg te gaan gaat iedereen weg. Er was er maar een die niet weg wilde gaan en dat was u. Verdachte zegt dat hij niet weg wilde gaan omdat hij hulp nodig had. Hij is drie keer door de politie gevorderd en niet weggegaan. Belemmering van het werk van de politie moet worden aangepakt, daarom moet een sanctie volgen. Ik eis € 250,00 boete te vervangen door vijf dagen hechtenis.
Cicero: ik wil u vragen de zaak aan te houden, ik heb geen verdediging. Ik ben slordig geweest door niet op tijd te reageren, maar het was voor mij ook traumatisch. Het was stom dat ik niet eerder een advocaat heb geregeld, maar ik wil mij graag verdedigen. Zoals het nu wordt voorgesteld is het helemaal niet gegaan. Het is voor mij de eerste keer dat ik zoiets meemaak, ik weet niet hoe het allemaal gaat.
OvJ: De zaak is nu behandeld, ik verzoek de rechter de zaak voort te laten gaan.
R: u wist van deze rechtzaak vanaf 5 juni. U had dit aan het begin moeten zeggen. Overigens heb ik geen zin een zaak aan te houden die maar gaat om € 250,00 boete en waarin de feiten duidelijk zijn. Ik wijs het verzoek af. Ik acht de tenlastelegging bewezen, er is geen gevolg gegeven aan het vorderen om weg te gaan. Ik veroordeel u voor € 250,00 boeten of vijf dagen vervangende hechtenis.
Cicero: mag ik nog wat zeggen?
R: wat wilde u zeggen?
Cicero: hoe had ik moeten weten dat ik dit in het begin had moeten zeggen? Ik ben het niet eens met hoe het hier is gegaan.
R: de zaak is afgedaan. Als u het er niet mee eens bent heeft u 14 dagen om hoger beroep aan te tekenen.
Rechtbankverslag, Dordrecht 8 september 2005,
J.M.G. Hulsman
Stichting Mensenrechten Dordrecht