BPV Caesar

Burgerlijk proces verbaal, opgetekend op maandag 20 juni 2005, te Dordrecht, van Caesar

Op zondag 5 juni 2005, vroeg in de ochtend, rond 03.00 uur werd ik slachtoffer van een mishandeling in de Schrijversstraat, waarbij vooral mijn hoofd ernstig werd geraakt. Ik was boos, teleurgesteld en aangeslagen en had wat gedronken. Fysiek zat ik helemaal onder het bloed, ik was gewond: een hevige bloedneus, een snee van ongeveer drieëneenhalve centimeter in mijn wang (zes hechtingen), een gescheurde lip, de binnenkant van mijn wang was helemaal kapot, ik had drie gedeeltelijk afgebroken tanden, een gebroken hand en blauwe plekken, dat laatste naar later bleek. Ik liep in de Schrijversstraat richting Kuipershaven omdat daar de auto stond van mijn ex vriendin die me naar het ziekenhuis wilde brengen. Er kwamen vanaf de Aardappelmarkt en vanaf de kant van het Groothoofd twee politieauto’s de Kuipershaven op. Uit de auto die vanaf de Aardappelmarkt kant kwam, kwam in ieder geval een agent. Hij kwam van achter mij en Cornelia, mijn ex vriendin aangelopen aan. Ik zei tegen hem ‘ ik wil aangifte doen van mishandeling ‘, ik was behoorlijk overstuur. Hij zei tegen mij ‘ oprotten’. Ik wilde daar tegenin gaan, maar dat was geen optie want ik werd gewoon weggestuurd. Ik begon ‘ ja maar meneer’ maar ik werd gewoon weggestuurd. Mijn ex vriendin, Cerberus en Coelho stonden naast me. Mijn ex vriendin heeft me overgehaald mee te gaan en ik ben doorgelopen. Ik heb Cicero, mijn vriend, ook met de politie zien praten. De twee agenten die vanuit de andere politieauto kwamen wilden wel naar mijn verhaal luisteren. Ze hebben, naar achteraf blijkt, dat verhaal op steekwoorden opgetekend, ik heb dat ondertekend, later hebben ze dat willen gebruiken als officiële aangifte. Ik was volledig bereid mee te werken omdat ik me volledig slachtoffer voelde. Het is in mijn hoofd niet opgekomen dat ik later als verdachte zou worden gezien. Ik heb mijn adres en naam opgegeven en Coelho ook. Ik wilde dat ze de dader, waar andere agenten mee in gesprek waren, meegenomen werd. Ik heb geen kopie van die verklaring gekregen. De agent die ‘oprotten’ zei, stond er niet bij toen ik mijn ‘verklaring’ gaf.

Ik ben toen gelijk naar het ziekenhuis gegaan, ik ben als eerste weg gegaan. Later hoorde ik dat mijn vriend Cicero was opgepakt. De volgende ochtend (eigenlijk diezelfde zondag) om tien uur werd er naar mijn huis gebeld, mijn moeder nam op en er werd ons gevraagd of wij zo snel mogelijk naar het politiebureau wilden komen, omdat ze anders niet verder konden met de verdachten. Er was geen enkele sprake van dat ik zelf als verdachte gezien werd in dat telefoongesprek. Toen wij op het politiebureau aankwamen, werd mij als eerste duidelijk gemaakt dat ik voorlopig als verdachte gezien werd en werd mij de cautie gegeven. Ik werd op die manier verhoord, ze hebben me niet verteld waar ik precies van verdacht werd. Mijn moeder was er zeer verontwaardigd over dat ik onder valse voorwendselen naar het bureau was gelokt. Ik was verward, ik had maar een paar uur geslapen, ik had veel pijn, ik kon me niet goed concentreren. Ik neem aan dat het wel waar is wat ik daar toen heb verklaard, maar er kwamen dingen boven tafel die ik vergeten was. Sommige van die zaken kwamen uit de verklaringen van de jongens die mij mishandeld hebben. Er werd gezegd dat ik geslagen zou hebben, dat is niet waar. Ik heb die verklaring ondertekend en daar een kopie van gekregen.

Dordrecht 20 juni 2005,

Caesar

Arnold J. Renkema Marieke van Leeuwen