Correspondentie OM

Arrondissementsparket Dordrecht

t.a.v. mr. H.C.D. Korvinus, Hoofdofficier van Justitie
Postbus 7005
3300GE Dordrecht

Uw kenmerk: BD 2005/376

Dordrecht 17 september 2005,

Geachte heer Korvinus,

Stichting Mensenrechten Dordrecht stelt het op prijs dat u in uw brief van 21 april 2005 laat weten waardering te hebben voor de door ons gestelde doelen en dat u zich bereid verklaart met ons in gesprek te willen gaan over eventuele knelpunten, die niet via de daarvoor ingestelde procedures afgehandeld zouden kunnen worden. Een aantal in uw brief genoemde zaken en andere zaken die inmiddels op ons pad gekomen zijn lenen zich voor zo’n nadere beschouwing.

Het betreft:
1. Communicatie van het Parket Dordrecht, intern en extern.
2. Het Dordtse vervolgingsbeleid inzake softdrugs.
3. Controle van het Parket Dordrecht op het politie optreden

Wij zullen deze onderwerpen puntsgewijs behandelen en vervolgens verwijzen wij voor een meer uitgebreide inhoudelijke behandeling naar de als voorbeeld in voetnoten genoemde door ons geregistreerde gevallen, deze gevallen worden op onze website, www.stichtingmensenrechtendordrecht.nl onder de door ons genoemde werktitel behandeld. Aldaar zijn de door ons opgetekende burgerlijke processen verbaal te vinden, eventuele andere relevante stukken en als deze zaken reeds behandeld zijn en als iemand van de stichting aanwezig was, een rechtbankverslag.

Ad 1. Communicatie van het parket Dordrecht, intern en extern.
a. externe communicatie.
Het gaat bij dit punt om communicatie van het parket met burgers die hetzij als verdachte, hetzij als benadeelde hetzij als belanghebbende vanuit de gemeenschap betrokken zijn bij zaken die door het Parket behandeld worden.

  • Het is ons gebleken dat het Parket bij aldaar ingediende verzoeken om seponering (Noot 1) of andere briefwisselingen geen bericht van ontvangst afgeeft. Het wordt ook niet duidelijk gemaakt aan betrokkenen, waar zij terecht kunnen voor informatie over een verdere voortgang van zaken. Voor diegenen die contact zoeken met het Openbaar Ministerie is het, alsof de door hen gezonden berichten in een zwart gat verdwijnen. Niet is bekend of het bericht aan is gekomen, noch weet men op welke termijn een beantwoording te verwachten valt, als er al een beantwoording volgt.
  • In door ons geregistreerde gevallen wil het nog wel eens voorkomen dat personen een aantal uren of dagen worden vastgehouden en dat niet duidelijk is of daar nog een vervolging op door het parket wordt ingesteld. Er is niets bekend over hoeveel tijd eroverheen gaat voordat zij daar uitsluitsel over krijgen (noot 2) . Dagvaardingen worden soms ingetrokken om zonder enig nader bericht opnieuw uitgevaardigd te worden (noot 3).
  • Verdachten krijgen soms een schikkingsvoorstel zonder dat zij begrijpen wat de gevolgen zijn van het betalen ervan (noot 4).
  • Ten aanzien van benadeelden die een aangifte doen bij de politie geldt dat ook zij volstrekt in het ongewisse worden gelaten over het vervolgtraject. In een aantal van de door ons geregistreerde zaken is aangifte gedaan tegen politiebeambten (noot 5). De termijn waarop er bericht komt of het parket wel of niet tot vervolging overgaat is onduidelijk. De ene keer krijgt men snel bericht de andere keer kan het meer dan een half jaar duren. Ook van een deugdelijke motivering waarom men niet overgaat tot vervolging is geen sprake.

b. Interne communicatie

  • Bij de rechtszaken met betrekking tot het openbaar gebruik van cannabis gebruiken de Officieren van Justitie verschillende argumenten ten aanzien van het verbod. De ene keer is het de gezondheid die op het spel staat, de andere keer het verderfelijke voorbeeld dat gegeven wordt en dan weer de reuk die overlast zou geven.
  • Ook gebeurt het dat Officieren van Justitie niet op de hoogte zijn van het ambtsbericht dat door uw parket verstuurd zou zijn over het aantonen en ten laste leggen van overlast bij het openlijk gebruik van softdrugs (noot 6).
  • Ook de richtlijn van het ilv, tot stand gekomen vanuit een samenwerking met het ministerie van justitie en specifiek gericht op het omgaan met verbaal en fysiek geweld tegen agenten in de gemeente Dordrecht, is bij de Officieren van Justitie die dergelijke zaken behandelen niet bekend en wordt in rechtszaken terzijde geschoven (noot 7), een afschrift van de omschrijving van de richtlijn zoals die nog steeds op de site vermeld wordt is bijgevoegd.
  • Détournement de pouvoir. Het ziet ernaar uit dat een aantal agenten misbruik maakt van het bestaan van deze regeling rond verbaal en fysiek geweld tegen politieambtenaren in de gemeente Dordrecht, zonder die op een zorgvuldige wijze toe te passen (noot 8). Het Openbaar Ministerie laat na in deze zaken door te vragen op de werkelijke toedracht van het incident, waardoor onterechte aanhoudingen plaatsvinden, met alle escalaties die daar weer het gevolg op zijn. Het gebrek aan toetsing door het OM en de op onzorgvuldig onderzoek gebaseerde vervolging, stimuleert binnen het korps dan weer het misbruik van dit soort aanleidingen.
  • Tijdens een rechtszitting werd door een officier van justitie vermeld dat een aangifte tegen het optreden van de politie, door een van de verdachte niet tot vervolging van de betrokken agenten zou leiden. Deze persoon heeft daar tot op de dag van vandaag zelf geen enkel schriftelijk bericht van ontvangen (noot 9).

Ad 2, Het Dordtse vervolgingsbeleid inzake softdrugs.

Zoals inmiddels is gebleken uit de brief van het College van Procureurs Generaal, de rechtszaak van 16 maart 2005 inzake het ten laste leggen van het openbaar gebruik van cannabis (noot 10) en het ontslag van rechtsvervolging dat daarop volgde, maar ook uit het aanpassen van de Algemeen Plaatselijke Verordening op datzelfde gebied, heeft het Openbaar Ministerie jarenlang ten onrechte mensen vervolgd voor het roken van een jointje. Jarenlang kregen talloze jongeren schikkingsvoorstellen thuisgestuurd met absurd hoge bedragen voor het in het openbaar roken van een joint. Niet zelden werden die schikkingsvoorstellen gewoon betaald. Ten onrechte. Het Openbaar Ministerie werd al diverse malen gewezen op de richtlijn van het Ministerie van Justitie inzake softdrugsgebruik die een gebruikershoeveelheid gedoogt, maar het parket verkoos de zaak niet te onderzoeken en de vervolgingen gewoon doorgang te laten vinden. Er werd in rechtszaken niet gevraagd naar het aantonen van overlast in de desbetreffende situatie en overlast werd door het Openbaar Ministerie niet ten laste gelegd.

De brief van het College van Procureurs Generaal in antwoord op onze vraag over deze vervolgingsgewoonte geeft een duidelijk antwoord: overlast dient door de verbalisant inzichtelijk gemaakt te worden.
In het ambtsbericht naar het College heeft het parket laten weten conform de landelijke richtlijn te handelen, terwijl dat niet conform de uitvoeringspraktijk was (noot 11). Vooralsnog is dit een duidelijk voorbeeld van een vervolgingsbeleid dat niet conform landelijke richtlijnen uitgevoerd wordt door het parket, waarbij zelfs een brief van het College met een duidelijke aanwijzing niet leidt tot een bijstelling van datzelfde vervolgingsbeleid. Inmiddels is ook de lokale wetgeving aangepast op de landelijke richtlijn. Er kan slechts dan tot vervolging over worden gegaan, als overlast door de verbalisant inzichtelijk wordt gemaakt.

Ad 3. Controle van het Openbaar Ministerie op het politie optreden

Juist vanuit de opzet van de stichting Mensenrechten Dordrecht is het van belang dat het Openbaar Ministerie toetst hoe binnen het politie optreden met mensenrechten wordt omgegaan. We hebben het dan over inbreuken die door politie optreden worden gemaakt op het huisrecht, het recht op vrijheid en veiligheid en het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Verslaggeving is van groot belang om tot een toetsing te komen. Wij vragen ons af in hoeverre de uitspraak op de ingediende klacht over het politieoptreden in de Koetshuis casus heeft geleid tot een andere procedure inzake verslaglegging. Een regelmatig overleg tussen politie en het parket waarbij kritisch en zorgvuldig naar verslagen gekeken wordt van politie optreden waarbij inbreuken gemaakt zijn op grondrechten kan tot inzichten en verbeteringen leiden.

In de diverse casussen Koetshuis (noot 12) , Bibelot 1 (noot 13),2 (noot 14) en 3 (noot 15),de CBK casus (noot 16),Dock 03 (noot 17),Station casus (noot 18) en de Portiek casus (noot 19),blijkt hoe het parket tot nu toe omgaat met een dergelijk optreden van de politie.
Inbreuk op het huisrecht, gebrekkige verslaggeving van de kant van de betrokken politiebeambten, vrijwel altijd een weigering tot het tonen van legitimatie, toepassing van onnodig en buitensporige geweld, politie optreden dat leidt tot escalatie in plaats van gericht te zijn op het oplossen van situaties, onvoldoende afweging van proportionaliteit en subsidiariteit zijn signalen die wij herhaaldelijk tegenkomen in door ons geregistreerde casussen. Tot nu toe zijn wij teleurgesteld omdat ons in geen van deze gevallen gebleken is dat het parket getracht heeft dat politie optreden te onderzoeken, af te wegen en te toetsen of de gepleegde politie inzet en de manier waarop daaraan vorm werd gegeven een dergelijke inbreuk op grondrechten rechtvaardigde.

Jongeren bij elkaar worden door de politie nogal snel aangemerkt als groep. Als na sluitingstijd jongeren uit Bibelot naar buiten gaan worden zij door de politie als een groep aangemerkt, terwijl deze groep vergelijkbaar is met een groep mensen die na een theatervoorstelling naar buiten komt. Men komt tegelijk naar buiten, maar vormt om die reden nog geen homogene groep. Hetzelfde heeft de politie een tijd lang gedacht ten opzichte van krakers. Inmiddels heeft een nadere kennismaking uitgewezen dat er een grote diversiteit aan verschillende krakers bestaat en dat je deze groep niet als een groep kunt zien (noot 20).

Jongeren die uitgaan worden altijd geacht dronken te zijn. De verhoren van de politie zijn er subtiel op gericht dat te vermelden. Jongeren die aangehouden worden en zeggen alcohol genuttigd te hebben, worden door Officieren van Justitie steevast bij de rechter afgeschilderd als dronken en dientengevolge niet als betrouwbaar gezien in hun verklaringen. Er wordt niet werkelijk gecontroleerd of jongeren dronken zijn.

Terwijl aan de ene kant voor een leefbare samenleving vanuit de overheid gevraagd wordt om betrokkenheid naar elkaar, wordt herhaaldelijk diezelfde goede eigenschap door de politie afgestraft. De politie zelf kent een grote betrokkenheid bij elkaar, men laat een collega niet in de steek. Datzelfde gevoel kennen jongeren. Als een van hen te hard wordt aangepakt en er wordt onvoldoende of verkeerd over gecommuniceerd door de politie, zullen vrienden vragen hoe het zit. Ze zullen ook niet zomaar weglopen en hun vriend in de steek laten. Dat is een uitstekende eigenschap, trouw en loyaliteit. Als die zich niet op een gewelddadige manier uit, maar slechts in het vragen om opheldering, gaat het niet aan om daarop met geweld te reageren. Het is zeker geen goede zaak om mensen daarvoor te vervolgen en daarbij dergelijk zware beschuldigingen neer te leggen dat zij als misdadigers, verdachten van misdrijven worden aangemerkt. Dat is een onwenselijke escalatie die het draagvlak voor politie optreden onder jongeren en het geloof in politie en justitie alleen maar zal ondermijnen.

Een belangrijk punt van zorg is voor de stichting hoe het Openbaar Ministerie omgaat met de verklaringen van politiebeambten. Inmiddels is ons uit een aantal zaken gebleken dat hier niet anders dan geconcludeerd kan worden dat door politiebeambten onware verklaringen zijn afgelegd (noot 21). Ook is het duidelijk dat verklaringen van agenten op elkaar afgestemd worden. Tevens ziet het er naar uit vanuit door ons geregistreerde gevallen, dat achteraf door betrokken politieagenten gronden voor aanhoudingen worden aangepast, op een manier dat zij meer recht doen aan de mate van geweld waarmee de politie zelf heeft opgetreden. Op deze wijze wordt een incident dat op zich weinig aanleiding gaf tot een dergelijk gewelddadig en massaal politieoptreden, achteraf op papier in een ander kader gesteld. Dit is te begrijpen vanuit een interne loyaliteit en solidariteit binnen het korps. Juist in het belang van een heel aantal agenten waarmee wij inmiddels kennis hebben gemaakt, die goed aanspreekbaar zijn en zich op een integere, positieve en hard werkende wijze inzetten voor het verrichten van politietaken, is de controlerende en toetsende rol van het Openbaar Ministerie van groot belang. Zo kunnen andere agenten, die het niet zo nauw nemen met hun taakopvatting en een onjuiste voorstelling van zaken geven, zichtbaar gemaakt worden en aangepakt worden.
Om een werkelijk betrouwbaar politiekorps te houden dat zorgvuldig handelt ten opzichte van inbreuken op mensenrechten, is het van groot belang dat naar dergelijke incidenten vanuit het Openbaar Ministerie kritisch wordt gekeken. Zeker als al blijkt dat er al een andere lezing op de zaak bestaat (noot 22).

Bij een van de door ons bijgewoonde rechtszaken zijn wij geschrokken van de onprofessionele houding van de desbetreffende Officier van Justitie (noot 23). Inmiddels hebben wij van de Rechtbank vernomen dat er en interne klachtenprocedure bestaat, waarvan wij in een zaak gebruik gaan maken. Bestaat er ook een dergelijke klachtenregeling ten aanzien van medewerkers van het Openbaar Ministerie, zo ja kunt u ons daar dan informatie over toesturen?

Ten aanzien van de controle van het OM op het optreden van de politie wordt specifiek gevraagd te kijken naar:

  • Onnodig aanhouden en langdurig ophouden voor verhoor
  • Het standaard handboeien, waarvoor vaak geen noodzaak bestaat.
  • Het te strak aanzetten van de handboeien en het gebruik van geweld bij aanhouding.
  • Het niet informeren van huisgenoten over een arrestatie, ook niet bij minderjarigen.
  • Het aangeven van wisselende gronden voor de aanhouding door betrokken agenten.
  • Het afgeven van kopieën van processen verbaal van verdachten, aan verdachten ( zie bijgevoegde brief van het College van Procureurs Generaal)
  • Het zich niet op verzoek legitimeren van agenten.
  • Het oproepen van mensen voor verhoor ( vaak met de dreiging dat mensen anders tegen hun wil gehaald zullen worden) zonder de status van dat verhoor aan te geven. Wordt diegene die opgeroepen wordt verhoord als verdachte of als getuige, de politiebeambten weigeren soms zelfs dat van tevoren mee te delen.(noot 24)
  • Het controleren van de grond van een vordering tot verwijdering en de manier waarop dat gebeurt.
  • Het ontmoedigen van het doen van aangiften
  • Het ontmoedigen van het indienen van klachten
  • Het zorgvuldig naast elkaar leggen van verschillende verklaringen met het oog op waarheidsvinding
  • Het controleren van verslagen over binnentreden van woningen, aanhoudingen en inzet van politiegeweld ten aanzien van proportionaliteit en subsidiariteit.
  • Het blijven toetsen van lokaal vervolgingsbeleid aan hogere regelgeving

Wij kiezen er als stichting liever niet voor om de weg van strafklachten te bewandelen. Strafklachten zoals een aantal die wij op het ogenblik begeleiden. Vooral in een ervan, de casus Koetshuis, is er sprake van ernstige schending van mensenrechten. Er lag ons geen andere koers open dan uiteindelijk, mede op de voorzet van het College van PG’s, deze weg te gaan. De aangifte tegen agenten in de casus Koetshuis is door het parket zonder enige motivering afgedaan.
De moeilijkheden waar wij als stichting tegenaan lopen hebben te maken met de aansturing van agenten vanuit de leiding, waarbij noch de korpsleiding, noch het Openbaar Ministerie zich op een serieuze manier bezig houdt met onderzoek en het eventueel voorkomen van dergelijke incidenten.
Zowel in de CBK casus als de Koetshuis casus zullen wij een artikel 12 klacht richting Gerechtshof volgen en indien onze klacht daar geen gehoor vindt zullen wij ons wenden tot het Europese Hof. Het is een van de weinige middelen waarvan wij gebruik kunnen maken om deze zaak werkelijk inhoudelijk behandeld te krijgen ( zie noot 22). Wij zijn nog steeds bereid om, indien deze mogelijkheid door het parket geboden wordt, met elkaar een werkelijke inhoudelijke discussie over deze zaken aan te gaan en indien die tot inzichten leidt, dit soort procedures te staken.

Wij hopen met deze uitgebreide brief een degelijke voorzet te hebben gegeven op een constructieve samenwerking met het parket. Daarbij willen wij zoveel mogelijk mee denken om de door ons aangegeven kwetsbare punten te verbeteren en tot een klimaat in Dordrecht te komen waarin politie, het parket en de rechtbanken samen met de stichting zorgen voor een zorgvuldig optreden waarin grondrechten gewaarborgd worden.

Hoogachtend,
J.M.G. Hulsman, secretaris
Stichting Mensenrechten Dordrecht
Postbus 728
3300AS Dordrecht

Noten
Noot 1)Het gaat hier om bijvoorbeeld het verzoek om seponering van 18 december 2004, van Jan, Jim, Jurriaan, mede ondertekend door L.H.C. Hulsman, G. van der Tang en J.M.G. Hulsman.

Noot 2)Bijvoorbeeld inzake de casus Bibelot 2, waarbij George, Ganesh, Gabriel een nacht vastgehouden zijn en hen verteld werd dat zij gedagvaard zouden worden, maar zij daar nog steeds niets van vernomen hebben, noch weten waar zij een vraag over het hoe en wanneer neer zouden kunnen leggen.

Noot 3)Dit was het geval bij de Bibelot 1 casus, waarbij Job, Jan, Jurriaan en Jim na een eerdere intrekking van de dagvaarding vrijwel daags voor de zitting op 9 februari 2005, ineens in april op korte termijn voor de rechter moesten verschijnen, zonder dat het parket ooit antwoord heeft gegeven op het verzoek om seponering, of bericht heeft gegeven over de aangifte van Erik tegen agenten en zonder dat de klacht die tegen het politieoptreden is ingediend al behandeld is, rechtzaak 30 mei 2005, politierechter de Graaf.

Noot 4)Dit is het geval in de CBK casus waarbij verdachte Kees verplicht werd het schikkingsvoorstel te betalen omdat hij anders niet vrijgelaten zou worden en hij vanuit zijn Canadese achtergrond begrepen had dat het hier om een borgsom ging en later de zaak alsnog voor kon laten komen.

Noot 5)Dit is het geval in de Koetshuis casus, de CBK casus (2 aangiften), Dock 03 casus (2 aangiften), Bibelot 1, Bibelot 2 en de Bibelot 3 casus, Sieg Heil casus en de Station casus.

Noot 6)Rechtzaak D. van Hamersveld, 16 maart 2005 bij de rechtbank te Dordrecht.

Noot 7)Rechtzaak Adriaan, 12 april 2005 bij de rechtbank te Dordrecht (Belediging casus).

Noot 8)Dit is het geval in de Koetshuis casus, de CBK casus en de Belediging casus.

Noot 9)Jan, Bibelot 1 casus, aangifte gedaan d.d. 5 januari 2005, rechtzaak 30 mei 2005.

Noot 10)D.van Hamersveld, 16 maart 2005, Rechtbank Dordrecht, kantonrechter van Steenderen.

Noot 11)De stichting is diverse keren aanwezig geweest bij rechtzittingen waarbij dat het geval was en kent diverse gevallen waarin betrokkenen schikkingsvoorstellen op basis van een dergelijke tenlastelegging ten onrechte hebben betaald.

Noot 12)Bij de casus Koetshuis wordt in het handelen van de politie ten eerste niet gehouden aan de richtlijn van het ilv, er zou eerst gewaarschuwd moeten worden door agenten bij verbaal geweld, waarna pas opgetreden zou kunnen worden. De politie treedt met grof geweld het pand binnen op basis van een prestige conflict, dat door diezelfde politie is uitgelokt, dat blijkt uit de graffiti voorgeschiedenis, men was er klaar voor. Bij de eerste behandeling van de door Hulsman, Hulsman en van Lee ingediende klacht, door de politie zelf, bleek reeds dat de klacht op een aantal punten gegrond was. Het verslag tot binnentreden was onvolledig en te summier opgesteld. Ook werd door de politie toegegeven dat de verdachte niet meegenomen had mogen worden, zonder zijn schoenen. Er blijkt bij die inval in ieder geval ook door de politie te worden toegegeven dat het niet in orde was. Blijft het vreemd dat de oorzaak van het geval en de samenhang ervan niet onderzocht zijn, dat door het parket niet kritis ch is gekeken naar de in onze opinie ontbrekende noodzaak voor het aangaan van zoiets ingrijpends als een inval in een huis en het op de knieën zetten van de aanwezige huisgenoten. Dat men zonder een nader onderzoek Ard vervolgd heeft. Ard is bij verstek veroordeeld, was zich niet bewust – het was de eerste keer- dat hij geen bericht van het vonnis zou krijgen en was te laat in zijn reactie om nog in hoger beroep te gaan.

Noot 13)Aanleiding tot dit incident, een woordenwisseling tussen de portier en een klant van Bibelot, er is niet gedreigd en niet gevochten, het incident was toen de politie kwam reeds opgelost. De beveiliging van Bibelot is sindsdien vervangen door een nieuw beveiligingsbedrijf. Bij de casus Bibelot 1 is aangifte gedaan tegen een agent wegens mishandeling, tevens is een klacht tegen het politie optreden ingediend, die nog niet afgehandeld is. Ook over de aangifte is ondanks de terloopse opmerking van de Officier van Justitie in de Rechtzaak Bibelot 1 op 30 mei 2005 waarin zij stelde dat deze zaak behandeld en ongegrond verklaard is, tot op heden geen schriftelijk bericht ontvangen. Bibelot 1 is een voorbeeld van een zaak waarin het optreden van de politie tot escalatie heeft geleid. Gewelddadige arrestatie van iemand tegen sluitingstijd van Bibelot, zonder dat daar op dat moment een reden voor was. Juist de betrokkenheid van vrienden die vroegen wat de reden van arrestatie was en die daar geen antwoord op kregen, maar ook op een agressieve manier in de boeien geslagen werden, leidde tot veel onrust. Boeien werden te strak omgedaan, iedereen die iets tegen de politie terug zei werd aangehouden, politie agenten wilden zich niet legitimeren en waren zeer grof in hun taalgebruik. Waarom werd er aangehouden? Waarom werd er telkens aan verdachten een verschillende grond voor de aanhouding gegeven? Waarom werd niet onderzocht of het woord opkankeren dat door de politie als vordering werd gebruikt, wel als vordering kan worden opgevat? Waarom heet Job drie dagen vastgezeten? Waarom werd er door de politie geen contact met zijn ouders of vrienden opgenomen om de aanhouding nader uit te leggen? Op al deze vragen is nooit antwoord gekomen, ook niet in de rechtzaak. Alle veroordeelden zijn in hoger beroep gegaan.

Noot 14)Er is geen enkele lering getrokken uit de Bibelot 1 casus, anders had deze zaak, Bibelot 2 niet plaats hoeven te vinden. Opnieuw was een klein incident de aanleiding tot een buitengewoon gewelddadige ingreep van de politie. Inmiddels zijn van Bibelot een viertal brieven uitgegaan naar aangehoudenen in deze zaak. Het toegangsverbod tegen hen is ingetrokken en er is een persoonlijk excuus gemaakt door zowel de leiding van Bibelot, als door de beveiliging voor het maken van inschattingsfouten. De politie heeft daarvan een kopie ontvangen. Op basis van een onschuldig watergevecht is iemand –inmiddels toegegeven onterecht- Bibelot uitgezet. De politie wilde diegene aanhouden. Het was opnieuw tegen sluitingstijd en druk op straat. Vrienden wilden weten waarom er gearresteerd werd en werden ook aangehouden op een uitermate gewelddadige manier. Handboeien werden weer te strak aangezet. Agenten wilden zich niet legitimeren. Er werd op iemand die alleen maar vragen stelde een hond ingezet, di e doorbeet. De gewonde is alsnog een nacht met onvoldoende medische hulp vastgezet. Opnieuw werden een aantal mensen zonder duidelijke grond of status vastgehouden, tot de volgende dag 15.00 uur.

Noot 15)Bibelot 3 casus steekt anders in elkaar. Deze keer was iemand slachtoffer geworden van mishandeling. Een vriend van hem en hijzelf vroegen de politie om hulp. De politie weigerde te helpen en vorderde hen zich te verwijderen door ‘ oprotten’ te zeggen. De mishandelde (die tot op de dag van vandaag daaraan lidtekens heeft overgehouden) zat onder het bloed en zijn vriend wilde niet weggaan zonder hulp van de politie te krijgen. Daarop is hij aangehouden voor het niet opvolgen van een ambtelijk bevel. Hij heeft gevraagd om legitimatie en die niet gekregen. Omdat hij de namen vroeg om aangifte tegen de agenten te kunnen doen (wat inmiddels is gebeurd) werd hij, terwijl hij in de boeien zat enige malen geslagen en gestompt door agenten. Tevens werd hij tot de volgende dag 15.00 uur vastgehouden. Hij werd gedagvaard en bij gebrek aan verdediging, na een weigering van de rechter de zaak aan te houden, veroordeeld. Hij is in hoger beroep gegaan, maar heeft nog geen uitsluitsel op zijn aangi fte tegen de politie.

Noot 16)Aan de basis van deze casus ligt opnieuw een vordering tot verwijdering, die vordering had geen grond. Het vervolg op de vordering was een opmerking die door de agent als belediging werd opgevat. In tegenstelling tot de richtlijn van het ilv ging de agent ten onrechte gelijk over tot arrestatie. De agent die vorderde heeft op vragen om legitimatie gereageerd door met zijn wapenstok tegen het hoofd van de twee vrienden te slaan. De drie mannen werden ten onrechte aangehouden, er werden handboeien aangedaan die te strak werden aangezet en de drie werden een nacht tot 15.00 uur de volgende dag vastgehouden. Er zijn twee aangiften tegen het politieoptreden gedaan, waarin het parket van vervolging heeft afgezien zonder motivering. De agent heeft al eerder blijk gegeven van het toepassen van buitensporig geweld bij de arrestatie van de rtv Dordrecht filmploeg en heeft op band bewijsbaar uitlatingen gedaan die hij onder ede ontkend heeft. In deze casus heeft hij opnieuw tegenstrijdige verk laringen afgelegd. Zijn optreden is – voor zover ons bekend- niet onderzocht en het OM is zonder een deugdelijk onderzoek, puur op de verklaring van een agent overgegaan tot vervolging. Bij de rechtbank in eerste aanleg zijn twee mannen veroordeeld en gelijk in hoger beroep gegaan.

Noot 17)Bij het jongerencentrum Dock 03 is vooral de inzet van zich niet legitimerende agenten in burger de vonk geweest die tot escalatie heeft geleid. Agenten in burger hielden, zonder zich te legitimeren iemand aan die op een kermisattractie zat. Die ging daar gezien de situatie niet zonder meer mee akkoord. Het ‘verzet tegen arrest’ werd door omstanders gezien en daaruit ontstond een discussie. Aangezien er meerdere jongeren waren voelden agenten zich bedreigd en reageerden met het opjagen van jongeren, met honden terwijl zij zich van grove taal bedienden. Gevolg: een groot aantal arrestaties, een drietal gewonden door de inzet van honden die niet in de hand gehouden werden, er werd uiterst intimiderend en gewelddadig opgetreden. Een van de gewonden werd gehandboeid en een eerste periode zonder medische hulp vastgezet, terwijl hij juist de politie hielp. Agenten die de groep wel kenden werden gemengd met ‘vreemde’ agenten die door escalerend gedrag de situatie op de spits dreven. Er wer den twee aangiften gedaan tegen de politie inzake het overmatige en onnodige gebruik van geweld van agenten en de onterechte aanhouding. Er is nog geen bericht ontvangen van het Openbaar Ministerie over eventuele vervolging.

Noot 18)De station casus is en typisch voorbeeld van misbruik van macht en gebruik van overmatig geweld bij een onnodige aanhouding. Een man die vragen stelt aan omstanders over ervaringen rond het afsluiten van de doorgang van het centraal station Dordrecht, wordt staande gehouden door agenten omdat zij zich daaraan irriteren. Hem wordt om zijn identificatie gevraagd ( terwijl hij niet verdacht wordt van en strafbaar feit). De politie weigert een honderd meter mee te lopen naar zijn huis om de identificatie in te zien, maar houdt hem aan en brengt hem over naar het bureau. Bij zijn aanhouding wordt hij zo strak gehandboeid dat hij maanden later nog zijn hand niet goed kan gebruiken. Toen hij bij zijn aanhouding riep ‘ hé, een beetje rustig ik ben Jan Lul niet’ werd hem later ten laste gelegd dat hij een valse naam zou hebben opgegeven… Hij heeft het hem aangeboden schikkingsvoorstel niet betaald en wacht de rechtzitting af.

Noot 19)Het portiek waarin de drie jongeren beboet werden voor hangen, was het portiek waar een van de vrienden woonde. Hij was even naar binnen gegaan om naar de wc te gaan, zijn vrienden wachtten buiten op hem. Een agent komt aangefietst en zegt dat de vrienden aan het blowen zijn. Als zij hem erop wijzen dat er geen joint, en geen rook te vinden zijn, zegt de agent ‘ dan geef ik jullie wel een bon voor hangen in een portiek’. Er is niet uitgezocht waarom en hoe lang zij daar aanwezig waren en een grond voor het ‘ zonder reden zich bevinden in…’ ontbreekt dan ook. Toch heeft het OM inmiddels de drie jongens gedagvaard.

Noot 20)Door de politie is naar aanleiding van de eerste klacht over het Koetshuis een tussenpersoon vanuit de politie aangewezen de heer van Beekum, die nader kennis zou maken met verschillende jongeren. Een en ander heeft inmiddels tot dit inzicht geleid.

Noot 21)Dit is in ieder geval zo bij de CBK casus, de Koetshuis casus, de Bibelot 1 en 2 casus ( de verklaringen van agenten in de Bibelot 3 casus zijn ons nog niet bekend), de Station casus en de Dock 03 casus.

Noot 22)De Koetshuis casus is daarvan een bijzonder duidelijk voorbeeld. Daar hebben wij inmiddels de langste weg afgelegd om het ware verhaal boven tafel te krijgen. De weigering van de driehoek om tot een gesprek te komen en de verwijzing tot het indienen van een klacht heeft geleid tot een klacht over dat politieoptreden. Die klacht heeft in eerste instantie bij de politie zelf geleid tot enige inzichten. Waar wij op het eerste niveau niet doorheen kwamen was een toetsing of confrontatie van juist die verschillende verklaringen. Daarom zijn wij verder gegaan naar de klachtencommissie. De behandeling in de klachtencommissie was werkelijk beneden elk peil. Men was niet geïnteresseerd in de aldaar aanwezige getuigen, er heeft geen confrontatie plaatsgevonden en er werd zonder motivering uitgegaan van de verklaringen van de agenten. Ook werden deze verklaringen niet op schrift aangeboden zodat in ieder geval op die wijze nog een vergelijk kon worden gemaakt. Men heeft in de afdoening van de klacht zeer veel aandacht besteed aan het door de verdachte gebruikte woord kanker, terwijl datzelfde woord, gebruikt door de politie in de Bibelot casus 1, geen enkel gevolg had voor het in een ander daglicht stellen van het optreden van de politie. De korpsbeheerder heeft op dat niveau de klacht, kritiekloos, zonder enig werkelijk onderzoek, naast zich neergelegd.

Noot 23)Bibelot 1 casus, rechtzaak 30 mei 2005, Officier van Justitie mr. S Gajadhar.

Noot 24)De stichting heeft diverse malen van dergelijke voorvallen kennis genomen en er is tussen een vertegenwoordiger van de stichting en de chef van dienst Van Driel een telefonische discussie geweest, waarbij geweigerd werd de status van de af te nemen verhoren te benoemen.

Bijlagen: 2, kopie richtlijn ilv Kopie brief College van Procureurs Generaal