Koetshuis

Inleiding Casus Koetshuis

In April 2004 doet de politie een inval in het krakerscomplex Koetshuis. De bewoners aldaar zijn bij de gemeente op dat adres ingeschreven en er is sprake van een beschermde woonsituatie. De reden tot de inval is de dubieuze verdenking van belediging van een ambtenaar in functie ‘ op heterdaad’. Mensen worden op hun knieën gezet, afgebekt, de politie legitimeert zich niet na verzoek, er is geen bevel tot huiszoeking, diverse panden worden doorzocht en de ‘verdachte’ wordt zonder schoenen van de trap af gesleept, meegnomen voor verhoor en erna vrijgelaten op straat, op blote voeten. Er is een klachtenprocedure gevolgd die wat betreft het eerste deel redelijk goed verliep, de klacht werd gedeeltelijk gegrond verklaard. Er werd in beroep gegaan omdat men het middel ‘ inval’ te zwaar vond in verhouding tot de belediging en de bedreigingen en de toegepaste dwang niet erkend werd. De beroepscommissie heeft een ongefundeerd advies, zonder redelijk onderzoek gegeven aan de korpsbeheerder, die dat zonder kritiek of navraag heeft overgenomen. Op basis van die uitspraak kan de politie bij iedereen binnenvallen door middel van braak, als een agent zich beledigd voelt en dat op heterdaad geconstateerd wordt. Inmiddels is tegen agenten aangifte gedaan wegens ‘huisvredebreuk in vereniging, door middel van braak’ en ‘ dwang’, om een principe uitspraak van de rechter uit te lokken. De aangifte is door het Openbaar Ministerie geseponeerd en door laks optreden van een advocaat is de termijn van het indienen van een klacht over niet vervolging verstreken. De stichting beraad zich op het laten onderzoeken van dit incident door de Nationale Ombudsman.