Op zondag 5 juni 2005, vroeg in de ochtend, rond 04.00 uur was ik in Bibelot, ik stond bij de bar vlakbij de garderobe met een paar vrienden en Caesar. We zagen toen dat Caspar een dikke lip had. Hij stond een beetje te wankelen en twee andere mannen deden heel erg agressief. Er stond een uitsmijter van Bibelot tussenin. Wij zagen dat en Caesar liep erheen om te vragen wat er aan de hand was. Een van de twee agressieve mannen sloeg om de uitsmijter heen Caesar in het gezicht, met de vlakke hand. Het moet een tikje geweest zijn want Caesar had gelijk een bloedneus en een snee in zijn lip en viel, maar daar was een muur waar hij tegenaan viel. Het gekke was dat Caesar er van de uitsmijter gelijk uit moest terwijl hij niet had geslagen, maar geslagen was. Ze hadden toen wel kunnen voorzien dat het buiten verder zou gaan. De uitsmijter, dat heb ik later van de politie gehoord, heeft verklaard dat Caesar de man die hem geslagen had buiten op stond te wachten, dat was niet waar.
Ik moest mijn jas ophalen en ging naar de wc en ging een kwartiertje later naar buiten, aan de kant van de Schrijversstraat. Toen zag ik Caesar gelijk op straat zitten met een bebloed gezicht. Mijn vriend en ik hebben hem opgeraapt en zijn naar links gelopen. Caesar was in de war. We liepen naar links want de agressors stonden rechts. We hebben de autosleutels en handdoeken gehaald uit de flat van mijn opa. We stonden op de hoek bij de Aardappelmarkt. Er kwam een politieauto aan die hielden we aan en zeiden dat ze naar de haven moesten rijden omdat het daar niet goed ging. Wij zouden Caesar naar de eerste hulp brengen. We hebben nog heel even gewacht want mijn vriend moest de autosleutels halen. We liepen naar de Haven en daar liep een van de agressievelingen met een mes achter mijn vriend aan. Ik heb geen mes gezien maar hem wel horen zeggen dat hij ging steken. Op dat moment kwamen er politieauto’s. Caesar zag een van de mannen die hem geslagen had. Een agent rende naar Caesar toe en zei dat hij weg moest gaan. Wij wilden naar de auto om Caesar naar het ziekenhuis te brengen, maar het heeft wel twintig minuten geduurd voordat we van de agenten naar de auto mochten, dat duurde wel lang.
Caesar zei tegen de politie dat hij wilde getuigen, dat heeft hij gedaan. Uiteindelijk mocht mijn vriend de auto gaan halen, omdat hij buiten het gebeurde stond. We reden toen terug en ter hoogte van een café-tje zag ik dat Cicero tegen de muur was gedrukt en daar heb ik me wel boos over gemaakt. Ze deden heel fel tegen Cicero en niet behulpzaam tegen Caesar en ze stonden heel rustig tegen Calligula te praten terwijl we allemaal hadden aangegeven dat Calligula de boosdoener was, dat voelde ik zo. Erna zijn we naar het ziekenhuis gegaan.
Dordrecht 20 juni 2005,
Cornelia
Arnold Renkema
Marieke van Leeuwen