BPV Klaas

Burgerlijk proces verbaal, opgetekend op maandag 4 april 2005, te Dordrecht van Klaas

In de nacht van donderdag 24 maart op vrijdag 25 maart, rond 02.30 uur gingen we nog even kijken bij het CBK op de Voorstraat, naar een lampje dat we die dag eerder hadden geinstalleerd en kleurenmonitors die een onderdeel vormden van overzichtsetalage van kunstwerken. We stonden midden op de straat, op de rijweg. Na ongeveer een minuut komt er vanaf de Steegoversloot een auto aangereden. Die reed op ons af en stopte vlak voor ons. Hij naderde zo dicht dat we een stapje naar achter moesten doen. Het was een politieauto.

Door die stap achteruit kwamen we min of meer tegen personenbusje aan te staan aan de overkant van het CBK. De agent vroeg (vanuit de auto) of de auto waar we tegenaan stonden van ons was. Koos antwoordde ‘nee’ en we deden met zijn drieën een stapje naar voren om niet meer tegen de auto aan te staan. Ik stond in ieder geval niet tegen de auto geleund. De agent vraagt of we weg willen gaan. Koos vertelt dat we naar ons werk staan te kijken en dat we er pas staan. Koos vroeg de agent ook even naar ons werk te kijken. De agent zegt ‘ ik sommeer u of vorder u om weg te gaan’. Een van ons vroeg waarom we weg moesten. Hij antwoordde ‘ jullie veroorzaken geluidsoverlast en de buren hebben geklaagd’. Ik nam nog een stapje tussen de auto’s vandaan.

Ik vroeg of hij aan kon tonen dat die overlast van ons kwam, omdat wij daar nog maar net waren. Het leek ons dat hij dat maar niet zomaar kon zeggen. We waren niet luidruchtig. Ik ben daarna richting van de etalage van het CBK gelopen om gehoor te geven aan dat bevel om weg te gaan. Kees doet hetzelfde maar achter de politieauto langs. Koos herhaalt nog een keer dat we min of meer met ons werk bezig zijn, hij loopt naar de deur van het CBK ontsluit de deur en doet hem weer op slot. Draait zich naar de agent om te zeggen dat we met ons werk bezig zijn en zegt ‘geloof je het nou, sukkel?’. De agent stapt uit, loopt in de richting van Koos en zegt – volgens mij – ‘ik ga je arresteren’. Koos zegt zoiets van ‘ je gaat je gang maar’. Op het moment dat Koos geboeid werd (dat gebeurde direct erna) zeg ik ‘ doe dat nou toch niet, dat is nergens voor nodig’. Die agent zegt dat ik straalbezopen ben. Ik ontken dat. Ik zeg dat ik daar wel een blaastest voor over heb om dat te bewijzen. Ik had in zes uur tijd vier biertjes op. Ik zei tegen die agent ‘ ik zou het ook wel netjes vinden als je je eerst wil legitimeren voordat je van die rare dingen doet.’ Ik doe een stap naar voren om naar zijn legitimatie te kijken (die hij overigens niet gepakt had) waarop ik een klap kreeg met dat ding dat hij bij zich had, ik geloof een wapenstok. Ik had een flinke bult op mijn hoofd en heb daar een doktersverklaring van.

Kees heeft die agent hetzelfde gevraagd, Kees verhief zijn stem, hij kreeg twee klappen met de wapenstok. Hij is Engelstalig en vroeg ‘ show me your badge’. De agent roept versterking op via zijn mobilofoon. De agent was alleen. Na vijftien of twintig seconden kwamen er van twee kanten politieauto’s aan. Twee of drie, dat weet ik niet meer zeker.

Er waren toen zes of zeven agenten.

Kees en ik worden ook geboeid en afgevoerd in drie aparte wagens. Ik heb moeten vragen om mijn gordel om te mogen en heb de agent hetzelfde aangeraden. We zijn toen naar de Nassauweg gebracht. Daar ben ik zelf uitgestapt. Toen ik daar mijn schoenen los moest maken merkte ik wel dat ik duizelig was. Ik heb de twee agenten gevraagd zich te legitimeren toen ik daarbinnen was, dat hebben ze keurig gedaan.

’s Nachts heb ik de hulpofficier van Justitie gesproken. Ik heb haar gevraagd waarom ik vast zat. Ze antwoordde omdat ik een agent belemmerd zou hebben zijn werk te verrichten bij aanhouding. Ik heb naar de naam van de eerste agent aan haar gevraagd. Ze heeft me beloofd dat ze dat zou uitzoeken en dat ik dat nog te horen zou krijgen, maar daar heb ik niks meer van gehoord.

De volgende dag ben ik verhoord door twee agenten. Ik heb die verklaring ingezien maar niet getekend omdat ik het niet eens was met hoe het er in stond. Ze hebben nog een tijd tegen me gesproken van je bent het er toch mee eens waarom teken je dan niet. Er waren van die vragen als ‘ die agent slaat toch niet zomaar, dus je moet iets gedaan hebben’ en dat soort vragen.

Kwart over drie 25 maart stond ik weer buiten met een dagvaarding op zak.

Dordrecht 4 april 2005,

Klaas