In Memoriam

In memoriam Louk Hulsman

Op 28 januari 2009 overleed prof. Dr. Louk H.C Hulsman, bijna 86 jaar oud. Hij was tot zijn laatste dag een inspirerende strafrechtgeleerde aan wie wij veel te danken hebben.
Zonder de commissie-Hulsman die in 1971 haar rapport uitbracht, is de relatieve humaniteit van het Nederlandse drugbeleid ondenkbaar. Hulsman redigeerde dit rapport. Hij gaf niet alleen een bruikbare analyse van druggebruik, ook toonde hij aan hoe het strafrecht drugsproblemen creëert en verergert. Zijn inzichten, wijd gehoord en toegepast, hebben ertoe geleid dat in Nederland weinig drugsproblemen bestaan in verhouding tot de omringende landen.
Het ontstaan van cannabisdetaillisten (coffeeshops) zoals we die nu kennen is mede door hem mogelijk geworden. Zoals Hulsman zei, met strafrecht en gevangenis hou je drugsgebruik niet tegen, dus begin niet aan een heksenjacht. Hulsman zou het gewaardeerd hebben als nog gedurende zijn leven de ‘achterdeur’ was geregeld, en de uitzichtloze vervolging van cannabiskwekers vervangen door een verstandige regeling van de productie. ?De bijdrage van Louk Hulsman aan het denken over drugbeleid is van zeer grote waarde geweest, en de Bond van cannabisdetaillisten gedenkt hem met blijvende eerbied.

Namens de BCD
Mark Jacobsen, voorzitter
Met dank aan Peter Cohen./

Botsende realiteiten of: je weet maar nooit.
In Memoriam Louk Hulsman (1923-2009).
John Blad.
Het is 2 februari 2009. Mijn vrouw en ik komen om 20.45 uur terug uit Dordrecht, waar wij afscheid genomen hebben van Louk Hulsman, ‘mijn’ emeritus-hoogleraar strafrecht, leermeester en vriend des huizes, die op 28 januari is overleden. Hij lag zonder kist opgebaard in de koude serre van zijn mooie huis, omhuld met prachtige stoffen, zijn gezicht in aristocratische uitdrukking alsof hij nog diep nadacht. Omringd door bloemen als in de tuin waar hij zo van hield.
Wat zullen we hem missen. Terwijl hij nog steeds veel reisde kwam er altijd wel weer een kaartje met een enthousiaste boodschap of een telefoontje als hij terugkwam, vol verhalen.
Hoewel beroemd was hij het tegendeel van blasé of afgestompt, vervlakt door de roem of veelheid aan belevenissen. Hij beleefde élk moment en elke situatie intens, met aandacht, verwondering en enthousiasme. Een levensgenieter in alle opzichten en in de letterlijke zin des woords. Terwijl hij daar ligt zien we zijn typische gebaren, allang niet meer met pijp,
horen we z’n karakteristieke, doordringende (en dwingende) stem, voelen we zijn armen die zo graag mensen aanraakten.
Hulsman is beroemd geworden door zijn pleidooi om het strafrecht af te schaffen. Dat strafrecht, met zijn abstracte, van de werkelijkheid vervreemde, categorieën, zijn onverantwoorde arbeidsdeling, zijn uitsluiting van de definities en werkelijke behoeften van slachtoffers en daders en zijn strafgerichtheid: het had in zijn ogen geen enkele doelmatigheid, zelfs integendeel. De cultuur en de structuur van het strafrecht waren in zijn ogen de bron van angst, onzekerheid, gebrek aan betrouwbare kennis en gebrek aan vaardigheden om met de werkelijke problemen van ongewenste, schadelijke gedragingen om te gaan. Het begrip ´misdaad´ moest in de ban worden gedaan, omdat dat begrip duidelijkheid lijkt te scheppen, terwijl het dat in feite helemaal niet doet. Het is een etiket, dat niets zegt over wat er werkelijk voorgevallen is, terwijl we daar nu juist goed naar moeten kijken om te weten wat er te doen staat.
De afschaffing van het strafrecht zou de situatie in het leven roepen, waarin wij weer in staat zouden zijn onbevangen naar de werkelijkheid en de verscheidenheid van ´problematische gebeurtenissen´ te kijken en voor elk geval zouden de meest direct betrokkenen – slachtoffer, dader, naasten – de doorslaggevende stem krijgen over hoe om te gaan met de negatieve gevolgen van het concrete schadelijke gedrag dat aan de orde was. In een persbericht dat namens de familie is uitgebracht konden we lezen dat er tekenen waren die hoopvol stemden dat het huidige repressieve strafklimaat wellicht toch weer teruggedraaid zou gaan worden. Dat wekt de suggestie dat het strafrechtelijk abolitionisme misschien toch een kans heeft.
Ik ben gepromoveerd op een proefschrift over Hulsmans abolitionisme, waarvan ik direct kan zeggen dat het méér op realisme over strafrecht dan op idealisme is gebaseerd. Althans als we ons afvragen of het strafrecht veel betekent voor de beheersing en terugdringing van criminaliteit. Hulsman was een consequente pragmaticus die zich op het standpunt stelde dat wat niet werkt kan, ja moet worden afgeschaft. Maar tekenen dat het strafrecht werkelijk zal worden afgeschaft kan ik niet zien.
Diezelfde avond, 24.15 uur. Mijn schoonmoeder belt. Er is een gewelddadige roofoverval geweest in jullie straat zegt ze. Ze zag het bericht op de teletekst van TV Rijnmond. Drie of vier mannen hadden aangebeld en na het openen van de huisdeur waren ze naar binnen gestormd, hadden meneer en mevrouw mishandeld en vastgebonden en waren na enige tijd in de woning vertoefd te hebben weer vertrokken. Meneer was zo ernstig verwond dat hij naar het ziekenhuis moest, nadat hij zich los had weten te maken en de politie gebeld had. Onbekend is – op het moment van dit schrijven – of er iets meegenomen is uit het huis en zo ja wat.
Op 3 januari word ik drie keer gebeld door journalisten, of ik weet waar in mijn straat die roofoverval op een woning is gebeurd. Ik weet het niet, maar bij het derde telefoontje wordt mij, ook door de ondertussen verspreide berichten van de lokale radio, wel duidelijk waar het gebeurd is. Het is een vrijstaande woning, de tweede rechts van mijn huis, aan de rand van het dorp, een beetje ge?soleerd. Mijn vrouw zegt dat het verstandig is als wij voortaan de achterdeur – normaliter overdag niet op slot – voortaan op slot houden. Als in de ochtend een collectante aanbelt en ik even wat geld ga zoeken om in de collectebus te doen en de deur open laat staan, dringt mijn vrouw er op aan dat ik de deur dicht moet doen…….Je weet maar nooit.
In de avond kwam een rechercheur vragen of we informatie hadden waar ze iets aan hadden: we vertellen dat, twee weken eerder, op een vreemd moment een vreemd uitziende man aanbelde en vroeg of hij ons mocht adviseren over de beveiliging van ons huis. Er waren namelijk zoveel inbraken in de buurt. Ik was net weg naar Rotterdam, einde van de middag, vrij koud weer en de man stond in zijn overhemd te rillen. Mijn vrouw vond het te vreemd en wees het aanbod af. Misschien was het een poging te verkennen of in ons huis wellicht interessante zaken te ontvreemden waren. Misschien hebben onze overvallen buren ook eerst zo´n aanbod gehad? Je weet maar nooit.
Mijn vrouw en ik nemen ons voor een steunbetuiging te sturen naar onze onfortuinlijke buren, die slachtoffer waren geworden van deze brute overval, nota bene in hun eigen woning.
Waarschijnlijk kijken we de komende weken met wat meer wantrouwen naar bewegingen in de straat van mensen die we niet kennen. Je weet maar nooit……
Een veel gebruikt cliché na de dood van een persoon is ‘dat het leven door gaat’. Inderdaad. Zou Louk Hulsman onze buren in de kou hebben willen laten staan, zo van, los het zelf maar op? Is dat de betekenis van zijn abolitionisme? Absoluut niet. Hulsman zou met instemming hebben gezien dat wij de politie hielpen in haar onderzoek om te achterhalen wie de binnendringers waren en om ze op te sporen. De politie, het openbaar ministerie, de rechter, hij wilde ze geen van allen als instituties laten verdwijnen. De overval in de woning van mijn buren zou hij gezien hebben als een belangrijk conflict, bij de behandeling waarvan de schade aan de slachtoffers zo goed mogelijk moest worden vergoed en liefst door de ´daders´ zelf. Indien de daders niet zouden worden gevonden, dan moeten er voorzieningen zijn die de slachtoffers zo snel en effectief mogelijk uit de situatie van ‘benadeeld zijn’ te helpen.
De betrokken benadeelden hadden bij elke te overwegen stap in de opsporing en daarna de beslissende stem gekregen. Het conflict dat tot stand gekomen was door het gedrag van de daders zou tot een oplossing moeten worden gebracht, waarbij de oplossing(en) vooral door en tussen de direct betrokkenen zouden moeten worden gedefinieerd en geëffectueerd. Met steun en faciliteiten, ter beschikking gesteld door de rechtshandhavende instanties. Voor zover aan de daders van dit soort ongewenste gedragingen een steekje los zou zitten, zouden ze door gedragskundige wetenschappers en therapeuten moeten worden onderzocht en behandeld, dan wel getraind in ander, aanvaardbaar gedrag. Het vertonen van (´gewoon, alledaags´) crimineel gedrag zag Hulsman in beginsel als het gevolg van gebrekkige vaardigheden en/of een gebrekkige aanpassing aan de legitieme verwachtingen van de samenleving. Een straf zou daar weinig aan verhelpen: er moet vooral geleerd worden van het probleem-gedrag.
Is het erg boud om te veronderstellen, dat de meeste mensen het strafrecht niet zouden willen afschaffen – je weet immers maar nooit – maar tegelijkertijd wel zouden sympathiseren met Hulsmans beeld van wat er zou moeten gebeuren na een delict?
Het is mijn persoonlijke ervaring en wellicht die van velen die ´in Hulsmans geest´ hebben willen werken, dat het aankondigen van de afschaffing van het strafrecht angst en onzekerheid oproept. En het is ook mijn ervaring, dat wij de taal niet in bezit kunnen nemen, maar dat zij ons bezit. Wij wonen in de taal en kunnen niet naar buiten: zij is onze eigenlijke gevangenis of ons eigenlijke kasteel. Alleen in een hoogst individuele fantasie kunnen wij de wereld werkelijk onbevangen conceptualiseren, maar we spreken dan onvermijdelijk niet meer de taal van ´de anderen´. Toen ik begon te werken in de vakgroep Strafrecht van Hulsman, begon hij erop te hameren dat we de concepten van het strafrecht los zouden laten. Spreek niet meer van ´misdrijven´. Spreek niet meer van ´criminelen´. Terwijl en omdat deze zinnen zelf al een onvermijdelijk gebruik maken van concepten die zouden moeten worden afgeschaft is het mij onmogelijk gebleken om bij voorbeeld mijn kinderen – maar ook mijn studenten – te behoeden voor deze termen, hoe misleidend ze in bepaalde opzichten ook kunnen zijn. Ook Hulsman heeft niet werkelijk de concepten die hij afwees kunnen vermijden.
Niettemin heb ik grote waardering voor dit door Hulsman bepleite ´conceptueel abolitionisme`. Als wetenschappelijke activiteit is zij noodzakelijk, althans in de sociale wetenschappen, uitgaande van het paradigma van de sociale constructie van onze realiteiten.
Een conceptueel abolitionisme is echter nog geen feitelijke afschaffing. Ook als we bij voorbeeld het begrip ´slachtoffer´ zo mooi ontleden en ´deconstrueren´ als Van Dijk in zijn oratie heeft gedaan en voorstellen voortaan een ander begrip te gaan hanteren (gedupeerde, benadeelde, overlever) dan veranderen daardóór de sociale constructies nog niet (noch de feitelijke diversiteit van betekenissen die aan de bestreden en de alternatieve begrippen wordt gehecht).
Hulsman was een rationeel denker en bleef argumenteren, alsof wij ooit in de gelegenheid zouden zijn om het strafrecht daadwerkelijk af te schaffen, als we het maar eens werden. De slavernij hebben we toch ook ooit afgeschaft en ´de muur´?
Is dat zo? Ik denk het niet. Voor zover ze zijn verdwenen – die slavernij en die muur – is het niet tengevolge van enige beslissing maar als uitkomst van een lang sociaal veranderingsproces.
Ik geloof dus ook niet, dat wij er langs de weg van de rationele argumentatie ooit werkelijk uit zullen komen en de bestaande instituties – ook die van het strafrecht – helpen ons ondertussen om te gaan met de concrete mogelijkheid van chaos en rampspoed, zowel conceptueel als in de reële wereld. Je weet maar nooit.
Toch ontleen ik veel blijvende inspiratie aan het werk van Hulsman en dan met name de meer gedetailleerde en genuanceerde analyses die schuilgaan ónder het ´oppervlakte-discours´ van zijn abolitionisme. Betoogd kan worden dat op dat diepere niveau Hulsman de functionele strafrechtstheoreticus is gebleven die hij was toen hij aan zijn academische loopbaan begon. En ik vermoed dat hij volstrekt gelijk heeft in zijn stelling, dat wij pas ánders zullen gaan denken en spreken als wij ánders zijn gaan handelen en samenhandelen. Zijn hoop was erop gevestigd dat wij zouden gaan experimenteren, dat wij niet krampachtig zouden vasthouden aan wat we altijd al gedaan hadden en/of zonder veel succes hadden herhaald en herhaald. Als je doet wat je deed, krijg je wat je had: het is een moderne management-slogan.
Zijn hoop was dat we moedig zouden zijn. Dat we zouden durven slachtoffers en daders bijeen te brengen, hen te laten spreken en er goed naar te luisteren. Dat we zouden durven te onderzoeken hoe mensen tot verschrikkelijke gedragingen komen en dat we daarvan zouden leren, hoe we onze wereld zó zouden kunnen inrichten dat we de vorming van die gedragingen effectief zouden kunnen voorkomen. Dat we zouden durven te kijken en te zien wat zich achter de schijn of in de verschijnselen voordoet.
Zo moedig als hij zelf was om tegen de modieuze wendingen van de ´tijdgeest´ in te gaan.
Terecht wordt opgemerkt door sommigen, dat Hulsmans denken bijgedragen heeft aan de ontwikkeling van het herstelrecht. Hoewel in de internationale literatuur Christie een veel belangrijkere inspirator lijkt te zijn geweest, is het een feit dat Hulsman bij de vroege Canadese bemiddelingsprojecten (zij het waarschijnlijk indirect) betrokken was en daar een grote voorstander van was.
Ook de voorstanders van het herstelrecht moeten voorlopig nog tegen de stroom oproeien, alle argumentatieve zeilen bijzetten en blijven argumenteren. Laten we onze intu?ties vooral volgen en omzetten in een groeiende herstelgerichte praktijk. Misschien lukt het, misschien niet. Je weet maar nooit.
Literatuur
Blad, J.R. (1996) Abolitionisme als strafrechtstheorie. Arnhem: Gouda Quint.
Van Dijk, Jan (2009) Implicaties van het slachtoffer-etiketteringsperspectief voor de rechtspositie van gedupeerden. Tijdschrift voor Herstelrecht, 2009, 1 (nog uit te komen).

wie wij veel te danken hebben.
Zonder de commissie-Hulsman die in 1971 haar rapport uitbracht, is de relatieve humaniteit van het Nederlandse drugbeleid ondenkbaar. Hulsman redigeerde dit rapport. Hij gaf niet alleen een bruikbare analyse van druggebruik, ook toonde hij aan hoe het strafrecht drugsproblemen creëert en verergert. Zijn inzichten, wijd gehoord en toegepast, hebben ertoe geleid dat in Nederland weinig drugsproblemen bestaan in verhouding tot de omringende landen.
Het ontstaan van cannabisdetaillisten (coffeeshops) zoals we die nu kennen is mede door hem mogelijk geworden. Zoals Hulsman zei, met strafrecht en gevangenis hou je drugsgebruik niet tegen, dus begin niet aan een heksenjacht. Hulsman zou het gewaardeerd hebben als nog gedurende zijn leven de ‘achterdeur’ was geregeld, en de uitzichtloze vervolging van cannabiskwekers vervangen door een verstandige regeling van de productie. ?De bijdrage van Louk Hulsman aan het denken over drugbeleid is van zeer grote waarde geweest, en de Bond van cannabisdetaillisten gedenkt hem met blijvende eerbied.

Namens de BCD
Mark Jacobsen, voorzitter
Met dank aan Peter Cohen./

 

Botsende realiteiten of: je weet maar nooit.

In Memoriam Louk Hulsman (1923-2009).

John Blad.

Het is 2 februari 2009. Mijn vrouw en ik komen om 20.45 uur terug uit Dordrecht, waar wij afscheid genomen hebben van Louk Hulsman, ‘mijn’ emeritus-hoogleraar strafrecht, leermeester en vriend des huizes, die op 28 januari is overleden. Hij lag zonder kist opgebaard in de koude serre van zijn mooie huis, omhuld met prachtige stoffen, zijn gezicht in aristocratische uitdrukking alsof hij nog diep nadacht. Omringd door bloemen als in de tuin waar hij zo van hield.

Wat zullen we hem missen. Terwijl hij nog steeds veel reisde kwam er altijd wel weer een kaartje met een enthousiaste boodschap of een telefoontje als hij terugkwam, vol verhalen.

Hoewel beroemd was hij het tegendeel van blasé of afgestompt, vervlakt door de roem of veelheid aan belevenissen. Hij beleefde élk moment en elke situatie intens, met aandacht, verwondering en enthousiasme. Een levensgenieter in alle opzichten en in de letterlijke zin des woords. Terwijl hij daar ligt zien we zijn typische gebaren, allang niet meer met pijp,

horen we z’n karakteristieke, doordringende (en dwingende) stem, voelen we zijn armen die zo graag mensen aanraakten.

Hulsman is beroemd geworden door zijn pleidooi om het strafrecht af te schaffen. Dat strafrecht, met zijn abstracte, van de werkelijkheid vervreemde, categorieën, zijn onverantwoorde arbeidsdeling, zijn uitsluiting van de definities en werkelijke behoeften van slachtoffers en daders en zijn strafgerichtheid: het had in zijn ogen geen enkele doelmatigheid, zelfs integendeel. De cultuur en de structuur van het strafrecht waren in zijn ogen de bron van angst, onzekerheid, gebrek aan betrouwbare kennis en gebrek aan vaardigheden om met de werkelijke problemen van ongewenste, schadelijke gedragingen om te gaan. Het begrip ´misdaad´ moest in de ban worden gedaan, omdat dat begrip duidelijkheid lijkt te scheppen, terwijl het dat in feite helemaal niet doet. Het is een etiket, dat niets zegt over wat er werkelijk voorgevallen is, terwijl we daar nu juist goed naar moeten kijken om te weten wat er te doen staat.

De afschaffing van het strafrecht zou de situatie in het leven roepen, waarin wij weer in staat zouden zijn onbevangen naar de werkelijkheid en de verscheidenheid van ´problematische gebeurtenissen´ te kijken en voor elk geval zouden de meest direct betrokkenen – slachtoffer, dader, naasten – de doorslaggevende stem krijgen over hoe om te gaan met de negatieve gevolgen van het concrete schadelijke gedrag dat aan de orde was. In een persbericht dat namens de familie is uitgebracht konden we lezen dat er tekenen waren die hoopvol stemden dat het huidige repressieve strafklimaat wellicht toch weer teruggedraaid zou gaan worden. Dat wekt de suggestie dat het strafrechtelijk abolitionisme misschien toch een kans heeft.

Ik ben gepromoveerd op een proefschrift over Hulsmans abolitionisme, waarvan ik direct kan zeggen dat het méér op realisme over strafrecht dan op idealisme is gebaseerd. Althans als we ons afvragen of het strafrecht veel betekent voor de beheersing en terugdringing van criminaliteit. Hulsman was een consequente pragmaticus die zich op het standpunt stelde dat wat niet werkt kan, ja moet worden afgeschaft. Maar tekenen dat het strafrecht werkelijk zal worden afgeschaft kan ik niet zien.

Diezelfde avond, 24.15 uur. Mijn schoonmoeder belt. Er is een gewelddadige roofoverval geweest in jullie straat zegt ze. Ze zag het bericht op de teletekst van TV Rijnmond. Drie of vier mannen hadden aangebeld en na het openen van de huisdeur waren ze naar binnen gestormd, hadden meneer en mevrouw mishandeld en vastgebonden en waren na enige tijd in de woning vertoefd te hebben weer vertrokken. Meneer was zo ernstig verwond dat hij naar het ziekenhuis moest, nadat hij zich los had weten te maken en de politie gebeld had. Onbekend is – op het moment van dit schrijven – of er iets meegenomen is uit het huis en zo ja wat.

Op 3 januari word ik drie keer gebeld door journalisten, of ik weet waar in mijn straat die roofoverval op een woning is gebeurd. Ik weet het niet, maar bij het derde telefoontje wordt mij, ook door de ondertussen verspreide berichten van de lokale radio, wel duidelijk waar het gebeurd is. Het is een vrijstaande woning, de tweede rechts van mijn huis, aan de rand van het dorp, een beetje ge?soleerd. Mijn vrouw zegt dat het verstandig is als wij voortaan de achterdeur – normaliter overdag niet op slot – voortaan op slot houden. Als in de ochtend een collectante aanbelt en ik even wat geld ga zoeken om in de collectebus te doen en de deur open laat staan, dringt mijn vrouw er op aan dat ik de deur dicht moet doen…….Je weet maar nooit.

In de avond kwam een rechercheur vragen of we informatie hadden waar ze iets aan hadden: we vertellen dat, twee weken eerder, op een vreemd moment een vreemd uitziende man aanbelde en vroeg of hij ons mocht adviseren over de beveiliging van ons huis. Er waren namelijk zoveel inbraken in de buurt. Ik was net weg naar Rotterdam, einde van de middag, vrij koud weer en de man stond in zijn overhemd te rillen. Mijn vrouw vond het te vreemd en wees het aanbod af. Misschien was het een poging te verkennen of in ons huis wellicht interessante zaken te ontvreemden waren. Misschien hebben onze overvallen buren ook eerst zo´n aanbod gehad? Je weet maar nooit.

Mijn vrouw en ik nemen ons voor een steunbetuiging te sturen naar onze onfortuinlijke buren, die slachtoffer waren geworden van deze brute overval, nota bene in hun eigen woning.

Waarschijnlijk kijken we de komende weken met wat meer wantrouwen naar bewegingen in de straat van mensen die we niet kennen. Je weet maar nooit……

Een veel gebruikt cliché na de dood van een persoon is ‘dat het leven door gaat’. Inderdaad. Zou Louk Hulsman onze buren in de kou hebben willen laten staan, zo van, los het zelf maar op? Is dat de betekenis van zijn abolitionisme? Absoluut niet. Hulsman zou met instemming hebben gezien dat wij de politie hielpen in haar onderzoek om te achterhalen wie de binnendringers waren en om ze op te sporen. De politie, het openbaar ministerie, de rechter, hij wilde ze geen van allen als instituties laten verdwijnen. De overval in de woning van mijn buren zou hij gezien hebben als een belangrijk conflict, bij de behandeling waarvan de schade aan de slachtoffers zo goed mogelijk moest worden vergoed en liefst door de ´daders´ zelf. Indien de daders niet zouden worden gevonden, dan moeten er voorzieningen zijn die de slachtoffers zo snel en effectief mogelijk uit de situatie van ‘benadeeld zijn’ te helpen.

De betrokken benadeelden hadden bij elke te overwegen stap in de opsporing en daarna de beslissende stem gekregen. Het conflict dat tot stand gekomen was door het gedrag van de daders zou tot een oplossing moeten worden gebracht, waarbij de oplossing(en) vooral door en tussen de direct betrokkenen zouden moeten worden gedefinieerd en geëffectueerd. Met steun en faciliteiten, ter beschikking gesteld door de rechtshandhavende instanties. Voor zover aan de daders van dit soort ongewenste gedragingen een steekje los zou zitten, zouden ze door gedragskundige wetenschappers en therapeuten moeten worden onderzocht en behandeld, dan wel getraind in ander, aanvaardbaar gedrag. Het vertonen van (´gewoon, alledaags´) crimineel gedrag zag Hulsman in beginsel als het gevolg van gebrekkige vaardigheden en/of een gebrekkige aanpassing aan de legitieme verwachtingen van de samenleving. Een straf zou daar weinig aan verhelpen: er moet vooral geleerd worden van het probleem-gedrag.

Is het erg boud om te veronderstellen, dat de meeste mensen het strafrecht niet zouden willen afschaffen – je weet immers maar nooit – maar tegelijkertijd wel zouden sympathiseren met Hulsmans beeld van wat er zou moeten gebeuren na een delict?

Het is mijn persoonlijke ervaring en wellicht die van velen die ´in Hulsmans geest´ hebben willen werken, dat het aankondigen van de afschaffing van het strafrecht angst en onzekerheid oproept. En het is ook mijn ervaring, dat wij de taal niet in bezit kunnen nemen, maar dat zij ons bezit. Wij wonen in de taal en kunnen niet naar buiten: zij is onze eigenlijke gevangenis of ons eigenlijke kasteel. Alleen in een hoogst individuele fantasie kunnen wij de wereld werkelijk onbevangen conceptualiseren, maar we spreken dan onvermijdelijk niet meer de taal van ´de anderen´. Toen ik begon te werken in de vakgroep Strafrecht van Hulsman, begon hij erop te hameren dat we de concepten van het strafrecht los zouden laten. Spreek niet meer van ´misdrijven´. Spreek niet meer van ´criminelen´. Terwijl en omdat deze zinnen zelf al een onvermijdelijk gebruik maken van concepten die zouden moeten worden afgeschaft is het mij onmogelijk gebleken om bij voorbeeld mijn kinderen – maar ook mijn studenten – te behoeden voor deze termen, hoe misleidend ze in bepaalde opzichten ook kunnen zijn. Ook Hulsman heeft niet werkelijk de concepten die hij afwees kunnen vermijden.

Niettemin heb ik grote waardering voor dit door Hulsman bepleite ´conceptueel abolitionisme`.  Als wetenschappelijke activiteit is zij noodzakelijk, althans in de sociale wetenschappen, uitgaande van het paradigma van de sociale constructie van onze realiteiten.

Een conceptueel abolitionisme is echter nog geen feitelijke afschaffing. Ook als we bij voorbeeld het begrip ´slachtoffer´ zo mooi ontleden en ´deconstrueren´ als Van Dijk in zijn oratie heeft gedaan en voorstellen voortaan een ander begrip te gaan hanteren (gedupeerde, benadeelde, overlever) dan veranderen daardóór de sociale constructies nog niet (noch de feitelijke diversiteit van betekenissen die aan de bestreden en de alternatieve begrippen wordt gehecht).

Hulsman was een rationeel denker en bleef argumenteren, alsof wij ooit in de gelegenheid zouden zijn om het strafrecht daadwerkelijk af te schaffen, als we het maar eens werden. De slavernij hebben we toch ook ooit afgeschaft en ´de muur´?

Is dat zo? Ik denk het niet. Voor zover ze zijn verdwenen – die slavernij en die muur – is het niet tengevolge van enige beslissing maar als uitkomst van een lang sociaal veranderingsproces.

Ik geloof dus ook niet, dat wij er langs de weg van de rationele argumentatie ooit werkelijk uit zullen komen en de bestaande instituties – ook die van het strafrecht – helpen ons ondertussen om te gaan met de concrete mogelijkheid van chaos en rampspoed, zowel conceptueel als in de reële wereld. Je weet maar nooit.

Toch ontleen ik veel blijvende inspiratie aan het werk van Hulsman en dan met name de meer gedetailleerde en genuanceerde analyses die schuilgaan ónder het ´oppervlakte-discours´ van zijn abolitionisme. Betoogd kan worden dat op dat diepere niveau Hulsman de functionele strafrechtstheoreticus is gebleven die hij was toen hij aan zijn academische loopbaan begon. En ik vermoed dat hij volstrekt gelijk heeft in zijn stelling, dat wij pas ánders zullen gaan denken en spreken als wij ánders zijn gaan handelen en samenhandelen. Zijn hoop was erop gevestigd dat wij zouden gaan experimenteren, dat wij niet krampachtig zouden vasthouden aan wat we altijd al gedaan hadden en/of zonder veel succes hadden herhaald en herhaald. Als je doet wat je deed, krijg je wat je had: het is een moderne management-slogan.

Zijn hoop was dat we moedig zouden zijn. Dat we zouden durven slachtoffers en daders bijeen te brengen, hen te laten spreken en er goed naar te luisteren. Dat we zouden durven te onderzoeken hoe mensen tot verschrikkelijke gedragingen komen en dat we daarvan zouden leren, hoe we onze wereld zó zouden kunnen inrichten dat we de vorming van die gedragingen effectief zouden kunnen voorkomen. Dat we zouden durven te kijken en te zien wat zich achter de schijn of in de verschijnselen voordoet.

Zo moedig als hij zelf was om tegen de modieuze wendingen van de ´tijdgeest´ in te gaan.

Terecht wordt opgemerkt door sommigen, dat Hulsmans denken bijgedragen heeft aan de ontwikkeling van het herstelrecht. Hoewel in de internationale literatuur Christie een veel belangrijkere inspirator lijkt te zijn geweest, is het een feit dat Hulsman bij de vroege Canadese bemiddelingsprojecten (zij het waarschijnlijk indirect) betrokken was en daar een grote voorstander van was.

Ook de voorstanders van het herstelrecht moeten voorlopig nog tegen de stroom oproeien, alle argumentatieve zeilen bijzetten en blijven argumenteren. Laten we onze intu?ties vooral volgen en omzetten in een groeiende herstelgerichte praktijk. Misschien lukt het, misschien niet. Je weet maar nooit.

Literatuur

Blad, J.R. (1996) Abolitionisme als strafrechtstheorie. Arnhem: Gouda Quint.

Van Dijk, Jan (2009) Implicaties van het slachtoffer-etiketteringsperspectief voor de rechtspositie van gedupeerden. Tijdschrift voor Herstelrecht, 2009, 1 (nog uit te komen).