Pleitnotitie Rechtszaak xxxxxxxxxxxx
Parketnr : 11/154042-04
Volgnr : 0058
Relevante aangebrachte stukken:
Meegebrachte getuigen:
Dordrecht woensdag 16 maart 2005,
Edelachtbare,
Wij willen van deze zaak een principezaak maken. Om verschillende redenen is het belangrijk dat er op basis van de vandaag in deze zaak neergelegde argumenten een kentering komt in de opsporing en de vervolgingspraktijk ten aanzien van mensen in Dordrecht die een jointje roken. We spreken hier van vervolgings- en opsporingspraktijk omdat die praktijk duidelijk in strijd is met hetgeen naar buiten als beleid wordt geafficheerd.Voor zover wij dat in diverse zaken ervaren hebben, zo ook in dit geval, houdt het OM zich niet aan de richtlijnen van het College van Procureurs Generaal.
Het is volstrekt duidelijk dat xxxxxx niet strafbaar is voor het door de Officier van Justitie aangebrachte feit, om de volgende redenen:
Conform de aan u overhandigde brief bestaat er een duidelijke richtlijn van het College van Procureurs Generaal die landelijk geldt ten aanzien van het vervolgen van Softdrugs. Daarin is een richtlijn opgesteld van sepot ten aanzien van de gebruikershoeveelheid van minder dan 5 gram cannabis, die tot 31.12.2008 geldt.
De aan u overlegde brief van het College van Procureurs Generaal van 22 december 2004 geeft duidelijk aan dat het aan de verbalisant is, aan te tonen dat er sprake is van overlast.
De door ons overlegde concept versie van de nieuwe APV van Dordrecht geeft al aan dat het niet de bedoeling is van de Gemeente Dordrecht, af te wijken van de landelijke richtlijn van het College van Procureurs Generaal. De vorige APV lijkt dan ook gelezen te moeten worden vanuit de oorspronkelijke opzet: artikel 2.4.11 was te vinden onder de paraaf overlast en baldadigheid. Ook bij het beboeten volgens deze paraaf was het noodzakelijk voor verbalisanten overlast of baldadigheid aannemelijk te maken, dat hebben zij nagelaten. Het roken en in bezit hebben is op zichzelf – los van de context – nog geen overlast of baldadigheid in de zin van de APV.
Er blijkt een grote discrepantie te bestaan tussen de uitspraak van het College van Procureurs Generaal betreffende de voorwaarde van aantonen van overlast bij het overtreden van 2.4.11 APV Dordrecht en de instructies waarmee opsporingsambtenaren op pad gestuurd worden.
Op geen enkele wijze is in dit geval overlast aangetoond van het roken van een joint, overlast is ook niet tenlastegelegd. Getuigen van de zijde van xxxxx hebben verklaard dat er in geen velden of wegen andere mensen te zien waren, behalve de verbaliserende agenten die doelbewust op xxxxx, xxxx en xxx afreden met de kennelijke achtergrondgedachte dat alleen al het feit dat drie jonge mensen op een bank in een park verblijven, verdacht wordt geacht.
De verbaliserende agente, Hanneke Twigt, heeft ook niet te kennen gegeven dat er sprake was van overlast. Kennelijk was, in tegenstelling tot wat het OM tegenover het College gesteld heeft, het in Dordrecht een gewone zaak jongeren met een forse boete te straffen voor het zonder overlast roken van een joint.
Hierbij vragen wij u in deze zaak de officier van Justitie niet ontvankelijk te verklaren, het OM had immers in deze omstandigheden niet tot vervolging over mogen gaan. Mocht u de Officier van Justitie wel ontvankelijk verklaren dan vragen wij u xxxxx te ontslaan van rechtsvervolging, wat hij deed was in deze omstandigheden niet strafbaar. Mocht u alsnog overgaan tot veroordeling dan vragen wij u dat op zo’n manier te doen, dat wij in hoger beroep deze zaak opnieuw ter beoordeling aan de rechter voor kunnen leggen.
Namens xxxxx,
J.M. G. Hulsman Dordrecht